De of het lidwoord?
De Nederlandse taal is een van de ingewikkelste talen ter wereld om te leren. Er zijn namelijk veel vreemde regels, uitzonderingen en klanken die niet voor iedereen even gemakkelijk aan te leren zijn. Een van de grootste struikelblokken zijn het gebruik van lidwoorden, want wanneer gebruik je nou ‘de’ en wanneer gebruik je ‘het’ voor een zelfstandig naamwoord?
De of het? Wij leren het je. We hebben de 1,068 meest gezochte woorden verzameld voor iedereen die wat extra hulp kan gebruiken bij de verschillende lidwoorden.
Vuistregels voor gebruik van 'het'
De volgende categorieën woorden zijn over het algemeen het-woorden:
- verkleinwoorden: het bloempje, het jongetje, het briefje.
- landen en plaatsen: het kleine Nederland, het Duitsland van na de oorlog, het statige Den Haag.
- metalen: het ijzer, het kwik.
- sporten en spellen: het tennis, het scrabble, het yahtzee.
Ongeveer een derde van alle zelfstandig naamwoorden zijn het-woorden. Er bestaan geen duidelijke richtlijnen om je te helpen bij het bepalen of een woord een het-woord is of een de-woord. Het is dus een kwestie van uit je hoofd leren. Er zijn wel een paar richtlijnen, die je een beetje op weg kunnen helpen.
Welke woorden zijn altijd het-woorden?
- Alle verkleinwoorden
het egeltje | het ijsje |
het autootje | het foutje |
- Alle infinitieven die we als zelfstandig naamwoord gebruiken
het vallen van de nacht | het doen van een dutje |
het tikken van de klok | het komen en gaan van de vogels |
- Alle zelfstandig naamwoorden van het type ‘het goede’, ‘het slechte’, etc.
het leuke is… | het stomme is… |
het rare/gekke is… | het mooie is… |
het belangrijkste is… | het vervelende is… |
- Alle woorden die eindigen op –um, –aatof –isme
het decorum | het ultimatum |
het museum | het aquarium |
het resultaat | het mandaat |
het referaat | het consulaat |
het surrealisme | het egoïsme |
het liberalisme | het idealisme |
Uitzonderingen: woorden die op -aat eindigen en die naar personen verwijzen, bijv. de advocaat, de fanaat of de aristocraat. En ook: de prostaat.
- De meeste zelfstandig naamwoorden die beginnen met de vervoegsels ge-, be-en ver-, maar die niet eindigen op -ing
het gefluister | het gegeven |
het gezang | het gedoe |
het beklag | het bestuur |
het bereik | het begin |
het vermogen | het verdriet |
het verlies | het verleden |
het verkeer | het verhaal |
Maar: de gewoonte
- Andere vaak gebruikte het-woorden
het boek | het woord |
het geld | het papier |
het formulier | het werk |
het bankbiljet | het paspoort |
het identiteitsbewijs | het land |
het rijbewijs | het dorp |
het café | het restaurant |
het hotel | het spel |
het feest | het bier |
het sap | het water |
het vuur | het fornuis |
het gas | het licht |
het brood | het vlees |
het ontbijt | het diner |
het bord | het ei |
het mes | het vet |
het spek | het zout |
het glas | het huis |
het toilet | het balkon |
het dak | het plafond |
het bed | het laken |
het raam | het antwoordapparaat |
het trapportaal | het stopcontact |
het terras | het hoofd |
het kind | het oor |
het oog | het haar |
het been | het hart |
het bot | het dier |
het bloed | het jaar |
het seizoen | het uur |
het kwartier | het kwartaal |
het horloge | het tijdstip |
het rooster | het schema |
Vuistregels voor het gebruik van 'de'
De volgende categorieën woorden zijn over het algemeen de-woorden:
Net als voor het-woorden, hebben we voor de-woorden geen duidelijke regels, maar wel een paar richtlijnen.
Voor alle zelfstandig naamwoorden gebruiken we in het meervoud ‘de’. Het maakt hier niet uit of het enkelvoud een het-woord is of een de-woord.
de planeten | de potloden |
de druppels | de boten |
de gedachten | de kinderen |
de handen | de lijnen |
- Zelfstandig naamwoorden die duidelijk mannelijk of vrouwelijk zijn (dus niet onzijdig)
Van de meeste woorden is het niet duidelijk of ze mannelijk, vrouwelijk, of onzijdig zijn. Bij sommige woorden is dit wél duidelijk. In dit geval is het een de-woord.
de vrouw | de man |
de teef | de hengst |
de koningin | de koning |
de meid | de jongen |
- Zelfstanding naamwoorden die op -ing eindigen
Deze zelfstandig naamwoorden zijn gebaseerd op werkwoorden. Dit zijn altijd de-woorden (ze zijn allemaal vrouwelijk).
de betaling | de verovering |
de uitnodiging | de rekening |
de betovering | de opening |
de ontdekking | de hervorming |
Maar: het ding.
- Zelfstandig naamwoorden die eindigen op -tie, -thie en -sie (vrouwelijk)
de politie | de petitie |
de executie | de tractatie |
de sympathie | de empathie |
de visie | de fusie |
- Zelfstandig naamwoorden die eindigen op -or (mannelijk)
de motor | de generator |
de monitor | de perforator |
de professor | de factor |
de alligator | de radiator |
- Personen
Zelfstandig naamwoorden die verwijzen naar presonen zijn bijna altijd de-woorden. Dit is niet zo raar, want mensen zijn altijd vrouwelijk of mannelijk (niet onzijdig).
- Familie
de moeder | de vader |
de dochter | de zoon |
de kleindochter | de kleinzoon |
de tante | de oom |
de nicht | de neef |
de grootmoeder | de grootvader |
de oma | de opa |
Maar: we zeggen het kind.
- Zelfstandig naamwoorden die eindigen op -aar (mannelijk)
Deze woorden zijn gebaseerd op werkwoorden.
de handelaar | de molenaar |
de veroveraar | de tovenaar |
de leugenaar | de dienaar |
de minnaar | de ambtenaar |
- Zelfstandig naamwoorden die op -eur eindigen (mannelijk)
Deze woorden komen meestal uit het Latijn.
de programmeur | de acteur |
de adviseur | de profiteur |
de amateur | de directeur |
de auteur | de instructeur |
- Woorden die op -er eindigen (mannelijk)
Dit is de meest gebruikelijke uitgang voor de ‘uitvoerders’ (of ‘agenten’) van een werkwoord.
de verkoper | de danser |
de slager | de bakker |
de dokter | de schrijver |
de zanger | de dromer |
- Vrouwelijke uitgangen
De mannelijke versie staat steeds tussen haakjes vermeld.
de verkoopster (verkoper) | de danseres (danser) |
de actrice (acteur) | de zangeres (zanger) |
de keizerin (keizer) | de directrice (directeur) |
de minnares (de minnaar) | de kokkin (kok) |
Geen of bepaald lidwoord
Soms gebruik je in het Engels of Frans een lidwoord, waar we dit in het Nederlands niet doen. Of andersom.
Geen lidwoord
- Beroepen
Hij is tandarts. |
Mijn oma is econoom. |
- Muziekinstrumenten bespelen
Zij speelt piano. |
Ik speel gitaar. |
Bepaald lidwoord
- Seizoenen
In de winter draag ik warme kleren. |
In de herfst zie je overal van die mooie kleuren. |
- Talen
Kun je het ook in het Nederlands zeggen? |
Het boek is alleen in het Engels verkrijgbaar. |
In het algemeen gebruiken we ‘het’ alleen na voorzetsels, meestal na ‘in’. Dus: “Kun je het in het Nederlands zeggen”, en “Spreek je Nederlands?”